woensdag 11 september 2013

Het overlijden

Alsnog een blog over de dag van Marnix' overlijden. Ik moet het schrijven. Er zijn maanden van overpeinzing aan vooraf gegaan. Gevoelsmatig is het blog incompleet als ik niet schrijf over dé dag.

De avond voor Marnix' overlijden hebben we zorgen. We hebben geen ervaring en weten dus niet wat we bij Marnix zien en hoe we dat moeten interpreteren. Eén van de huisartsen komt om half elf. Ze is zorgvuldig en doelmatig. Marnix is in de laatste fase aanbeland en ze adviseert ons om bij hem te waken. Het sterven is nabij. Maar hoe nabij is niet te zeggen.

Om half twee in de nacht vertrekt de huisarts. Ik waak als eerste. Jur slaapt naast Marnix op het geïmproviseerde bed in de woonkamer.
Als het mijn beurt is om te slapen lukt dat slecht. Ik ben blij dat ik naast Marnix kan liggen. Lijfelijk contact is alles wat er nog is want hij is buiten bewustzijn. Zijn paard, zijn beker en zijn Bumbadeken zijn bij hem.

Zo wordt het ochtend. We nemen het niet bewust waar. De huisartsen en de thuiszorg melden zich al vroeg. We staan er niet alleen voor.
Inmiddels is Marnix' ademhaling afwijkend geworden. Typisch voor een naderend einde.

En zo glijdt de tijd voorbij. Er wordt goed voor ons gezorgd. De huisartsen zorgen ervoor dat we blijven eten en drinken. En dat ik in beweging blijf. Door de gevorderde duur en de zwaarte van de zwangerschap is het van belang dat ik blijf bewegen. Dat doe ik dan ook.

Samen zijn Jur en ik bij Marnix. Olav heeft deze woensdagmiddag uit school een verjaardagsfeestje.

De behoefte om Marnix vast te houden is groot. En dus neem ik hem op schoot. Omdat hij koorts heeft draagt Marnix alleen nog maar een luier. Zijn slappe lijfje voelt warm. Er is geen enkele reactie of spierspanning. Daar zit ik dan. Met mijn rug tegen het ledikant. Nieuw leven in mijn buik, naderend sterven op mijn buik. Het is het meest indrukwekkende moment. De tegenstelling kon niet groter zijn. Ik aai hem en geef hem kusjes. Praat tegen hem. Zeg dat het goed is geweest, hij mag gaan.

Inmiddels heeft Marnix last van slijmophopingen. De huisarts maakt zijn mondje schoon en probeert slijm weg te zuigen. Het gaat moeizaam. Er zijn andere materialen nodig om Marnix te helpen zo comfortabel mogelijk te zijn. Er wordt rondgebeld in het dorp, uiteindelijk slaagt de missie en kan de huisarts Marnix van het ergste slijm af helpen. Ook tijdens deze handeling is er geen enkele reactie. Wij zijn in een roes en alleen gefocust, beter gezegd, gefixeerd op Marnix.

En dan, rond twaalf uur, stopt Marnix met ademhalen, hij wordt grauw. Het is zover. Jur en ik zijn in shock. We knuffelen hem, aaien hem, geven hem kusjes vermengd met heel veel tranen. Daar gaat ons kind. Ons dappere kind. Zijn strijd is voorbij. We roepen de huisartsen die buiten in de tuin zitten.
Maar net zo plotseling als het stopte, haalt Marnix ineens weer adem. De kleur komt terug in zijn gezicht en hij gaat door met ademen. Jur en ik zijn verbijsterd. Wat gebeurt hier? Hoe kan dit nou? Marnix gaat verder terwijl hij twee á drie minuten weg is geweest.
De huisartsen vertellen ons dat dit kan gebeuren. Het betekent verder weinig. Dat weten we helaas. Hoe het ook zij, Marnix gaat dood. De tumor groeit door en drukt op plaatsen in de hersenen die de vitale functies regelen. Waaronder ademhaling en hartslag.

We blijven naast Marnix. Jur ligt achter hem en streelt zijn hoofdje, bedekt hem met kusjes. Ik zit naast hem en houd zijn handje vast en aai zijn voetjes. Hij is uitgedroogd. Dat is vooral aan zijn handjes en voetjes goed te zien en te voelen. We smeren nog wat crème op zijn voetjes. Het voelt goed om dat voor hem te kunnen doen, ook al is hij al ver weg.

Na drie kwartier stopt hij weer met ademen. Ook Jur en ik houden onze adem in. Is dit het moment? Weer kussen en knuffelen we hem. We weten dat het niet anders kan en niet anders is, maar het daadwerkelijke moment is afschrikwekkend. Onze blikken kruisen elkaar en dan kijken we gespannen naar Marnix. Hij wordt weer heel erg grauw. En weer, na twee á drie minuten pakt hij op. Ditmaal haalt hij heel diep adem, met wijd open mond. Het is verschrikkelijk om mee te maken.

De strijd is nog niet gestreden. In totaal stopt Marnix acht keer met ademhalen. Iedere keer schrikken we. Dit is een gevecht. De woorden van de oncoloog echoën in onze gedachten: Marnix' hart is gemaakt om 80 jaar mee te gaan, dat geeft niet zomaar op.
Dit is horror.

Om half vijf valt hij voor de negende keer stil. Weer kijken we gespannen naar hem. Wat gaat er gebeuren? Het moet nu ophouden. Hij is buiten bewustzijn, hij krijgt het niet meer mee. Wij zitten naast hem, beleven iedere minuut intens. Ook wij zijn moe gestreden.

De negende keer is de laatste keer.
Wij roepen de huisartsen erbij. Marnix wordt onderzocht, voor de laatste keer. Hij is inderdaad overleden. Zoals vooraf is afgesproken verwijdert één van de huisartsen de portacath naald. Eindelijk kan ik mijn kind weer knuffelen zonder slangetjes. Hij is dood, maar ik heb hem even terug.

De huisartsen trekken zich weer terug in de tuin. Jur en ik gaan Marnix wassen en aankleden. Zijn favoriete kleren liggen al klaar: Een auto-onderbroek en hemd, een joggingbroek, Jur zijn hockeykousen, zijn Cars-crocs en natuurlijk zijn Bumbapak.
Als we hiermee klaar zijn leggen we hem in zijn ledikantje. Zijn paard onder zijn armpje en de Bumbadeken over hem heen. Het lijkt of hij glimlacht, hij straalt rust uit.
De huisartsen komen binnen en condoleren ons. De tranen vloeien rijkelijk.

In de tussentijd is Olav bij de buren gebracht. Het overlijden liet zich aanzien en om die reden is Olav in de buurt gebleven. Het is tijd om hem te gaan halen. De huisartsen bieden aan om de woonkamer weer woonkamer te maken in de tijd dat wij weg zijn. Wat lief, attent en meedenkend.

Bij de buren vertellen we Olav dat Marnix is overleden en we vragen hem of hij naar Marnix toe wil. Natuurlijk wil hij dat.

Olav klimt thuisgekomen gelijk op het ledikant, kust zijn broertje en bekijkt hem aandachtig. Hij pakt Marnix' armpje en haalt het paard eronder uit. Er staat op de voorkant van het Bumbapak een hartje en Olav vindt dat Marnix' handje op het hartje moet liggen. En het paard naast zijn hoofdje. Dan is het goed. Hij doet zijn mondje open, doet voorzichtig een oogje open maar reactie van Marnix blijft uit. Olav vindt het vreemd, maar interessant. Hij kust Marnix nog een keer en gaat dan weer met oom Bert mee. Hij gaat nog een nachtje logeren.

De huisartsen vertrekken ook. Ze weten hoe ik denk over de medicatie die er in huis is en bieden aan alles wat op het aanrecht en in de koelkast staat alvast mee te nemen. Dat wil ik heel graag. Marnix is namelijk niet ziek meer. Er blijft een grote, lege plek op het aanrecht achter.

Jur en ik zijn alleen. Met Marnix in zijn ledikant. Hij glimlacht nog steeds. We hebben even tijd voor de uitvaartonderneemster komt. We zitten naast hem, strelen hem en praten tegen hem. Het is een beklemmende leegte die we ervaren.

Ook al hadden we al heel veel op papier staan, er moeten veel praktische zaken geregeld worden.
Het duurt even voor we alles hebben besproken en de uitvaartonderneemster weer vertrekt. Vannacht slapen we voor het eerst in heel lange tijd weer samen in een bed.
We kunnen Marnix niet in het donker achter laten. Naast zijn ledikant staat een Bumbalamp. We hopen dat hem dat geruststelt.